Notice: Function _load_textdomain_just_in_time was called incorrectly. Translation loading for the broken-link-checker
domain was triggered too early. This is usually an indicator for some code in the plugin or theme running too early. Translations should be loaded at the init
action or later. Please see Debugging in WordPress for more information. (This message was added in version 6.7.0.) in /customers/2/b/a/groenemassa.nl/httpd.www/wp-includes/functions.php on line 6114
Notice: Function _load_textdomain_just_in_time was called incorrectly. Translation loading for the wordpress-seo
domain was triggered too early. This is usually an indicator for some code in the plugin or theme running too early. Translations should be loaded at the init
action or later. Please see Debugging in WordPress for more information. (This message was added in version 6.7.0.) in /customers/2/b/a/groenemassa.nl/httpd.www/wp-includes/functions.php on line 6114
Notice: Functie _load_textdomain_just_in_time werd verkeerd aangeroepen. Vertaling laden voor het twentyfourteen
domein werd te vroeg geactiveerd. Dit is meestal een aanwijzing dat er wat code in de plugin of het thema te vroeg tegenkomt. Vertalingen moeten worden geladen bij de init
actie of later. Lees Foutopsporing in WordPress voor meer informatie. (Dit bericht is toegevoegd in versie 6.7.0.) in /customers/2/b/a/groenemassa.nl/httpd.www/wp-includes/functions.php on line 6114
Warning: Cannot modify header information - headers already sent by (output started at /customers/2/b/a/groenemassa.nl/httpd.www/wp-includes/functions.php:6114) in /customers/2/b/a/groenemassa.nl/httpd.www/wp-includes/feed-rss2.php on line 8
Het bericht Vol-hout-baar of volhoudbaar, de bodem bepaalt het verschil verscheen eerst op Groene Massa.
]]>Afgelopen jaar was door de FAO (Food and Agricultural Organization van de Verenigde Naties) uitgeroepen tot het jaar van de bodem. Daarbij lag de nadruk vooral op het belang van een gezonde bodem voor de voedselvoorziening. Maar de bodem als geheel is van belang voor veel meer maatschappelijke opgaven dan alleen de voedselvoorziening. Net als met het jaar van de voedselverspilling, dat in 2014 plaatsvond, zie je dat pas aan het eind van zo’n jaar de aandacht goed op gang komt en nog minstens een jaar daarna doorgaat. Een mooi moment dus om iets te schrijven over bodem in relatie tot het oogsten van biomassa.
Kan het allemaal wel?
We zijn erg gericht op het benutten van de bodem als hulpbron. Het compenserende beschermen blijft nogal eens bungelen. Een gezonde bodem biedt een heel palet aan ecosysteemdiensten, waaronder capaciteit voor waterberging, ondersteunen van de biodiversiteit, en vastleggen van CO2. Met de ambitieuze plannen voor een biobased economy, die draait op biomassa als voornaamste grondstof moeten we ons serieus afvragen in hoeverre onze bodem dat aankan.
Wat doet de overheid?
Gelukkig komt hiervoor steeds meer erkenning: de overheid streeft in haar uitvoeringsagenda Natuurlijk Kapitaal naar het in kaart brengen van de Nederlandse ecosysteemdiensten in 2020. Ecosysteemdiensten is een veel breder begrip dan bodemkwaliteit. Informatie over het functioneren van de ecosystemen en de diensten die zij ons (potentieel) leveren, wordt bijeen gebracht in de Digitale Atlas Natuurlijk Kapitaal. Op www.atlasnatuurlijkkapitaal.nl is al informatie over bodem te vinden. In de periode tot 2020 zal dit worden uitgebreid, dus houdt deze website in de gaten.
In de huidige regelgeving is de bescherming van de bodem in relatie tot biomassaoogst nog erg algemeen verwoord. Zo staat in bijlage 4, behorende bij artikel 7 van de Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie : “Bij de productie en conversie van biomassa op basis van agrarische restproducten en restproducten uit natuurgebieden wordt uitgegaan van best practices voor de instandhouding of verbetering van de bodem en de bodemkwaliteit. Het gebruik van restproducten mag niet in strijd zijn met andere lokale functies ten aanzien van bodembehoud.” (C 3.1b) Waar al gesproken wordt over ecologische cycli, inclusief koolstof- en nutriëntenkringlopen (C 3.3) zijn de voorbeelden: “geen verlaging van het grondwaterpeil op veengronden, voorkoming van vertroebeling van stromen, maatregelen ter voorkoming van grootschalig weglekken van voedingsstoffen na houtkap”.
Waar zit de kennisontwikkeling?
De kennis over de processen in de bodem is de laatste jaren sterk toegenomen. Zo is men steeds beter in staat de aantallen en activiteiten van alle bodemorganismen te vertalen naar de capaciteit voor chemische omzettingen, zoals afbraak en mineralisatie, die belangrijk zijn voor de bodemvruchtbaarheid en -structuur en zelfs de kwaliteit van het landschap. De afbraak van organische stoffen tot CO2, water, stikstof en andere elementen wordt decompositie en mineralisatie genoemd. Mineralisatie wordt niet alleen door micro-organismen uitgevoerd, maar ook door nematoden en hun predatoren die deze en andere organismen weer verteren. Op 1 m2 loofbosgrond kan men zo’n 200 wormen, 200.000 mijten en springstaarten, 100 miljard bacteriën en 1 miljard algen en nog vele andere levensvormen aantreffen. Het organisch materiaal verandert zo in mineralen en humus. De minerale componenten die hierdoor vrijkomen, worden weer gebruikt door planten voor de productie van nieuwe biomassa.
En de relatie met de huidige praktijk dan?
Over de effecten van oogst van tak-, top en dun hout op biodiversiteit is nog weinig bekend. Bij houtoogst worden de nutriënten in de biomassa afgevoerd. Gemiddeld genomen hebben takken en bladeren/naalden een veel hogere nutriëntenconcentratie dan stammen. De hoeveelheid en de verdeling van nutriënten over de verschillende biomassacomponenten is wel verschillend per soort. Loofbomen nemen aanzienlijk meer N, K, Ca en Mg op dan naaldbomen. Voornamelijk voor elementen met beperkte input door depositie of verwering en relatief hoge uitspoeling (zoals vaak bij Ca, Mg en K) kunnen bij aanhoudende oogst tekorten ontstaan. Ter informatie wat getallen uit het rapport ‘Aanzet voor een adviessysteem voor oogst uit het bos’ (Alterra en Probos, 2014) : bij een matige groei en bij dunning en eindvelling van de bijgroei is de afvoer voor K ± 3,5 kg1ha-1jr-1, voor Ca ± 5 kg1ha-1jr-1 en voor Mg ± 1 kg1ha-1jr-1. Oogst van takhout met blad of naalden leidt in veel gevallen tot een verdubbeling van de afvoer tot voor K ± 7,5 kg1ha-1jr-1, voor Ca ± 9,3 kg1ha-1jr-1 en voor Mg ± 1,7 kg1ha-1jr-1. Daarnaast is er nog verlies van voedingsstoffen door uitspoeling. Op zandgronden bedraagt de depositie van K 1 tot 3 kg1ha-1jr-1 en de verwering levert een vergelijkbare hoeveelheid. Voor Ca is de depositie ongeveer 6 kg1ha-1jr-1, maar deze is juist in het bosrijke oosten van Nederland beduidend lager, terwijl de verwering veelal slechts minder dan 1 kg1ha-1jr-1 levert. Om de beschikbaarheid van voedingsstoffen op peil te houden moet de afvoer niet meer zijn dan de aanvulling door depositie en verwering. Het is daarom van belang uit te zoeken bij welke combinaties van bodems, regio’s en beheer de hoeveelheid uitwisselbare voedingsstoffen gehandhaafd kan worden.
Bij afvoer van blad en daarmee verlagen van humusgehalten is ook weinig organisch fosfaat beschikbaar. Deze is juist de belangrijkste fosfaatbron voor de plant. De enorme hoeveelheid fosfaat in de bodem door de bemesting in het verleden biedt hiervoor geen soelaas, omdat dit chemisch gebonden is aan bodemdeeltjes en mineralen zodat de planten het niet kunnen opnemen. Biomassaoogst kan de nutriëntenbalans en de opbouw van organisch materiaal in de bodem dus ernstig verstoren.
In het eerder genoemde rapport is een aanzet voor een adviessysteem dat geschikt is voor praktisch gebruik door terreinbeheerders om eraan bij te dragen dat oogst van biomassa uit het bos kan plaatsvinden zonder dat dit tot ongewenste uitputting van nutriënten in de bodem leidt. Dit systeem gaat wel uit van grotere bospercelen die meestal op arme zandgrond liggen en rekent niet aan landschapselementen die ook op klei- of veengrond liggen
De circulaire keten sluiten met houtas?
Door houtas terug te brengen kan een groot deel van het verlies aan voedingsstoffen worden gecompenseerd.
In Scandinavië wordt al langer houtas toegepast. Hiervoor zijn regels opgesteld voor de hoeveelheden toe te dienen as en maximum gehalten aan zware metalen. In de regel wordt daar na oogst van zowel stam-, als tak- en tophout en stobben 2,5-3 ton per ha gestrooid op minerale gronden en op veengronden 4 – 8 ton per ha. In Duitsland wordt as gemengd met kalkmergel. Onze wetgeving staat tot nu toe niet toe om houtas direct in het bos als meststof toe te gebruiken. Houtas is namelijk een afvalstof. De landelijke wetgeving over het gebruik van afvalstoffen is een uitwerking van de EuropeseKaderrichtlijn Afvalstoffen. Zweden en Finland hebben regels opgesteld speciaal voor het toepassen van houtas in bossen. Aanpassing van deregelgeving op landelijk niveau zou ook hier mogelijk moeten zijn.
In Nederland zouden gronden die door oogst van stam,- tak, en tophout tekorten aan nutriënten zouden krijgen, het meest in aanmerking komen voor toedienen van as. Een nadere specificatie van bodemtypen die in aanmerking komen voor het toepassen van houtas is op basis van de literatuur niet te geven. Het wordt aanbevolen om blad/naald en bodemmonsters te nemen, en op basis daarvan alleen as toe te dienen waar tekorten blijken te zijn. Het belangrijkste bestanddeel van houtas is calcium. Naast kalk zit er relatief veel kalium in houtas. Er zit bijna geen stikstof in, omdat die tijdens het verbrandingsproces verdwijnt. Verder zitten er zware metalen in zoals cadmium en zink. Deze zijn beperkend voor de toepasbaarheid. Houtas leidt in het algemeen tot een hogere pH van de bodem en tot grotere beschikbaarheid van Ca, K en Mg. Het is wel verstandig om na volledig rooien eerst enkele jaren te wachten tot er voldoende verjonging staat, zodat de voedingsstoffen opgenomen worden, en niet uitspoelen. Het te verwachten effect op de boomgroei is op minerale bodems beperkt; op veengrond is wel duidelijke groeiverbetering te verwachten.
As kan in verschillende vormen worden toegepast. Uitstrooien van poederas is praktisch lastig. Losse as (poederas) heeft een lage dichtheid wat het lastig maakt om het goed te doseren en uit te strooien. Daarnaast lost losse as relatief snel op waardoor de pH en zoutconcentraties in de bodem snel toenemen, en directe schade kan ontstaan aan vegetatie, bodemleven en fijne wortels van bomen. Dit kan ook leiden tot uitspoeling van voedingsstoffen. Om as beter te kunnen doseren en om negatieve effecten te beperken wordt as doorgaans in geharde vorm toegepast. Verbrokkelde as (crushed ash) is het goedkoopste. Na toevoeging van water blijft de as enige tijd liggen om te harden, waarna het verbrokkeld wordt. Andere mengvormen zijn granulaat of pellets. Een vertraagde afgifte kan ook worden bereikt door as te vermengen met bijvoorbeeld Dolomietkalk zoals dit ook gebeurt in Duitsland.
Alleen chemisch en biologische beperkingen?
Het bovenstaande gaat vooral over de nutrientenbalans in relatie tot het verwijderen van biomassa of het eventueel terubrengen van stoffen. Een ander probleem is het risico van verdichting van de ondergrond. Te veel om hier ook nog aandacht aan te besteden. Voor degenen die hier meer over willen weten verwijs ik naar: http://www.bodemambities.nl/dsresource?objectid=rivmp:292433&type=org&disposition=inline&ns_nc=1
Vol-hout-baar ook volhoudbaar?
Is alle hout en groen wel volledig oogstbaar, ofwel is ons landschap vol-hout-baar? Uit bovenstaande verhaal blijkt dat niet het maximaal vervangen van fossiele grondstoffen door groene grondstoffen duurzaamheid versterkt, maar dat juist de capaciteit van de bodem de volhoudbaarheid bepaalt en de regionale verschillen groot zijn. Toch mooi meegenomen om als groene grondstof expert een aardwetenschappelijke achtergrond te hebben
Het bericht Vol-hout-baar of volhoudbaar, de bodem bepaalt het verschil verscheen eerst op Groene Massa.
]]>Het bericht Wat als? een gelijk speelveld SDE+ verscheen eerst op Groene Massa.
]]>Stel: subsidie voor kleinschalig verwarmen op hout is gelijk aan de SDE+[1] voor bijvoorbeeld meestoken in kolencentrales [3] of grootschalig verwarmen op hout >500 kW [2]. – Dat zou een enorme kans zijn voor ons bos en landschap in Nederland. Voorwaarde is dan wel dat de biobrandstof hoogwaardiger toepassingen niet verdringt en voortkomt uit aantoonbaar duurzaam beheer of uit reststromen. Lokaal hout voor lokale energie past goed in de ontwikkeling van coöperaties voor duurzaam landschap- en bosbeheer en lokale energiecoöperaties. In deze blog mijn visie.
Lokaal hout voor lokale energie kan tot nog toe zonder subsidie in weinig gevallen uit. Daardoor wordt deze vorm van duurzame energieopwekking – met overigens kwalitatief een groter perspectief dan kwantitatief – nog weinig toegepast. Alle parameters moeten de goede kant op staan voor een casus met verdienruimte. Dat is mijn ervaring met het vertalen in getallen van Hout naar Warmte ketens. Een volgende blog zal gaan over succesfactoren voor deze verdienruimte.
Subsidie op de investering of op de geproduceerde energie zorgt ervoor dat de eigenaar van een installatie meer voor de biobrandstof kan betalen. Voor meer verdienruimte in de keten. Dit is een reden dat onze houtige biomassa nu vaak over de grens naar Duitsland, Denemarken of België verdwijnt. De extra transportkosten ten spijt. Of dat het na pelletisering en/of torrefractie wordt meegestookt in onze kolencentrales.
Een gelijk speelveld voor lokale biomassa voor lokale energieopwekking zou zeer wenselijk zijn. In de eerste plaats omdat het eerlijk is, omdat het klimaatrendement groter is en omdat het kans geeft voor lokale werkgelegenheid en duurzaam bos- en landschapsonderhoud.
Daarbij staan kolencentrales staan ter discussie: per geleverde hoeveel energie is er relatief veel CO2 emissie, slecht voor het klimaat dus en zijn er vraagtekens rondom de duurzaamheid van de geïmporteerde biomassapellets uit VS en Canada die worden meegestookt. Daarover straks meer.
Een gelijk speelveld
Een scenario: de subsidie is bij de lokale houtketel even hoog als bij grootschalig verwarmen op hout >500 kW en <5MW. Namelijk 5 €/GJ per geproduceerde hoeveelheid warmte in 2015 [3] . Bos- en landschapsbeheerders zouden daar blij van worden. Ze moeten zelfs oppassen dat ze niet te blij worden. En zorgen dat ze duurzaam blij blijven. Met een rendement van een ‘hout naar warmte’-ketel van ca 90 % betekent dit, dat er ca. 41 €/ton of 14 €/m3 G30 [4] verse snippers meer verdienruimte in de keten. In theorie kan dit aan duurzaam bos- en landschapsbeheer kunnen worden gespendeerd. Een agrarisch natuurvereniging komt daarmee een heel eind om de houtwallen en de elzensingels, etc. te onderhouden: dit kost nu zo’n 70 tot 90 €/ton vers volgens bijgehouden gegevens van agrarische natuurverenigingen. Het zogenaamde hooghangende fruit: vaak nu niet geoogst vanwege de kosten.
Coöperaties voor duurzaam landschap- en bosbeheer
Met een actieve benadering kunnen coöperaties voor duurzaam landschap- en bosbeheer ervoor zorgen dat er meer verdienruimte terugvloeit naar het beheer. Er is dan wel een keten met verdienruimte nodig. Lokale coöperaties, zoals BiomasSalland of Stoken op Streekhout werken of willen gaan werken met dit concept.
Het resultaat is dat er meer ZZP’ers en agrariërs in transitie actief zijn in landschapsonderhoud, dus meer werkgelegenheid. Door de lokale markt vloeien sowieso meer euro’s terug naar de lokale economie. Voor vertrouwen van de warmteconsument is het ook hier nodig dat het hout komt uit duurzaam beheerd bos- of landschap, en stimuleert. Op lokaal niveau is de relatie tussen duurzaam beheer en energieopwekking makkelijker aan te tonen.
Duurzaam beheer
Duurzaam beheer is boseigenaren en –beheerders niet vreemd. Dat is hun belang, hun werk en doorgaans hun passie. Kijk bijvoorbeeld bij de Pro Silva beweging. Een van de vroege duurzaamheidsdenkers – Hans Carl von Carlowitz 1645-1714 – komt niet voor niets uit de bosbouw.
Hans Carl von Carlowitz schreef Sylvicultura oeconomica, oder haußwirthliche Nachricht und Naturmäßige Anweisung zur wilden Baum-Zucht (1713). Hij beschreef als eerste het begrip duurzaamheid in de bosbouw. Zijn familie was al generaties actief in het bosbeheer in het Saksische Ertsgebergte. De mijnen en smelterijen hadden veel hout nodig en de bevolking groeide. Er was grote houtschaarste. In zijn boek vatte von Carlowitz de verzamelde bosbouwkennis die in de 30 jarige oorlog was weggezakt samen en vulde die aan met ervaringen uit Europa. Na zijn studie rechts- en staatswetenschap en nog meer had Hans Carl immers Europa rondgereisd.
Oogst uit de jaarlijkse bijgroei[5] in bossen is heel goed te combineren is met natuurdoelen en recreatie. Oogst stimuleert zelfs de bijgroei, waardoor het bos meer koolstof vastlegt. Wil je ervaren en weten hoe bos groeit en hoe je bos duurzaam kunt beheren, volg een cursus over bosbeheer. Ik kan je een aantal van mijn collega’s die deze geven van harte aanbevelen: heel leuk. Je kijkt nooit meer hetzelfde naar het bos.
“Wie een tuin heeft, weet het. Kleine boompjes worden groot. En wil je tuin niet helemaal dichtgroeien, moet er af en toe een struik uit of flink worden gesnoeid. Er is bijgroei, productie!“
Garanties voor biomassa uit duurzaam beheer.
Toch is duurzaam beheer van en ‘accountability’ voor het bos niet overal vanzelfsprekend. Door bijvoorbeeld grote korte termijn belangen, of als er een exploitant is die weinig belang heeft bij duurzaam beheer, als de eigenaar onduidelijk is of weinig betrokken. Komt de biomassa van om de hoek, dan kun je zelf of bekende deskundigen zien hoe het bos of de houtwal groeit.
Biomassa uit bos dat volgens FSC en PEFC maatstaven beheerd wordt is aantoonbaar duurzaam. Komt de biomassa van verder weg dan biedt dat zekerheid. FSC en PEFC vinden hun oorsprong bij milieubeweging, respectievelijk organisaties van boseigenaren. De bosbouw – althans die in Europa – kent een lange traditie in duurzaamheidsdenken.
Helaas komt de biomassa voor meestoken in kolencentrales nog niet of nauwelijks uit FSC of PEFC gecertificeerde bossen.
SDE+ gaat uit van andere duurzaamheidscriteria, ontstaan vanuit de behoefte van de subsidie, lees energiesector. Bij gebrek aan gecertificeerde bosarealen volgens deze criteria wordt vooralsnog uitgegaan van een ‘groeipad’ waarbij nog niet volledig aan de criteria hoeft te worden voldaan. Dus wees waakzaam als het bos en het klimaat je lief is!
Zoveel Nederlands hout is er niet
Mijn visie is dat voor duurzame en flexibele energievoorziening de toekomst meer ligt in wind, zon, water, geothermie, warmtepompen en … dan in Biomassa. Toch is er zeker een plaats voor biomassa, mits deze echt voortkomt uit duurzaam beheer en het hoogwaardiger toepassingen niet verdringt.
Voor Nederland ‘lokaal voor lokaal’ zijn de mogelijkheden beperkt. In een potentieelstudie van Probos (2014) blijkt dat in 2014 duurzaam beheer van natuur, bos- en landschap, en zagerijresten binnen en buiten de bebouwde 16 Petajoule oplevert en er een potentie is van 26 Petajoule in 2020. Op een totaal van ca. 3000 PJ (in 2014) primair energieverbruik is dat niet zoveel. We komen dan tussen de 0,5 en 1 % van ons totaal energieverbruik uit. Om dat aandeel op te krikken moet er nog aardig wat aan energiebesparing gedaan worden ;-). Kwantitatief zijn de mogelijkheden om energie uit biomassa uit het Nederlandse bos en landschap bescheiden. Kwalitatief zeker interessant.
Irma Corten,
Zilverberg advies, onafhankelijk adviseur voor een fraai en functioneel landschap
vertaalt van ‘hout naar warmte’ en andere ketens in getallen, berekent verdienruimte
ondersteunt initiatieven in het maken van strategische keuzes in de keten en het organiseren van een duurzame keten
werkt met Freijaman BV aan een kosten-opbrengsten module bij het web-based managementprogramma voor beheer en onderhoud van landschap BOOMapp
kennis van bos- en landschapsbeheer
volgt actief de ontwikkelingen in de duurzame energie en Biobased grondstof
————–
Zorgpuntje:
De marktprijs, principes en de lagere productiekosten –chippen is duur- zorgen er in Nederland nu nog voor dat het hout nu voor de meest hoogwaardige toepassing wordt ingezet. Dus zaaghout eerst. Met subsidie voor verwarmen op hout beïnvloed je het speelveld in het voordeel van biomassa boven hoogwaardiger toepassingen.
[1] De SDE+ subsidie heeft tot doel om duurzame energie te stimuleren.
[2] In 2015 waren er voor het eerst SDE+ mogelijkheden voor verwarmen op biomassa vanaf een opgesteld vermogen van 500 kW tot 5 MW. Hiervoor was de SDE+ bijdrage 5 €/GJ. Voor installatie tot 500 kW bestaat tot op heden geen SDE+.
[3] Bij SDE+ is de subsidie bij WKK gelijk voor een nuttig aangewende kWh warmte en een kWh elektriciteit. Voor <10 MWe is dit in fase 1:
12 €/GJ. Voor bij- en meestook bij kolen geldt voor de nuttig aangewende warmte afkomstig van hernieuwbare brandstof een subsidie van 15 % van het subsidie bedrag voor elektriciteit : voor fase 1 in 2015, is dit 15 % van 7,5 €/GJ.
[4] 90 % van 45 respectievelijk 16 = ca. 41 €/ton of 14 €/m3 G30 verse snippers.
[5] In m3 hout/ha/jaar
Disclaimer: Hoewel deze tekst met de grootst mogelijke zorgvuldigheid is geschreven, kunnen aan deze tekst geen rechten worden ontleend aan of aanspraak worden gemaakt op de juistheid van de inhoud.
Het bericht Wat als? een gelijk speelveld SDE+ verscheen eerst op Groene Massa.
]]>Het bericht Eikels: brengt het nog wat op? verscheen eerst op Groene Massa.
]]>Het is weer herfst, tijd van de vallende bladeren maar ook van de vallende eikeltjes. Voor sommigen zijn die eikels een last, vooral als ze op je auto of hoofd vallen, of als je tuin of paardenwei bezaaid ligt met die ronde bolletjes. Maar er zijn ook heel wat mensen in de weer om hier geld mee te verdienen.
Veevoer of menselijke consumptie?
Eeuwenlang werden eikels geraapt om als varkensvoer te dienen. De gepelde en gekookte eikels werden ook nadat het door eindeloos spoelen met water van looizuur was ontdaan als een soort meel voor menselijke consumptie gebruikt. Ook door roosteren verdwijnen de tannines waarna je de bekende eikeltjeskoffie krijgt. Een enkele ‘nieuw ruig’ kok zal wat experimenteren, maar de verwachting is niet dat het een nieuw verdienmodel zal gaan opleveren.
Verdiensten
In het boek over bosbouw van het Entel in de tweede helft van de achttiende eeuw noemt Lex Schaars ook de waarde van eikels. De toenmalige eigenaar van het landgoed Het Entel betaalde in 1759 voor 2,5 schepel eikels 50 cent. De inhoud van een Gelderse schepel is 34,13 liter en een liter eikels bevat ca. 660 gram eikels, zodat de prijs per kg nog geen cent bedroeg. In 1792 bleek deze prijs te zijn verdubbeld. Het effect of het een goed of slecht mastjaar was staat er helaas niet bij vermeld. Mast is een verzamelnaam voor eikels, beukennootjes en kastanjes samen. Het kan nogal verschillen per jaar blijkt uit onderstaande grafiek.
Vorig najaar waren er in het hele land heel weinig eikels van zomer- en wintereik. Voor eikels die schoon en droog waren was een prijs van € 0,50/kg of net iets meer heel normaal. Dit jaar zijn er veel meer eikels gevallen en is er door het relatief aantrekkelijke weer begin deze maand ook veel aanbod. Ik hoorde zelfs dat een grotere partij van meer dan 100kg maar voor € 0,20/kg was verkocht. Varkenshouders hebben liever die grotere hoeveelheden en zijn meestal bereid daar meer voor te betalen, omdat al die particulieren aan de deur te veel gedoe geeft.
Voor rapers is het met dergelijke prijzen niet lonend meer. Ik sprak vorige week een man die aan het rapen was langs de N224 tussen Ede en Veenendaal en hij gaf aan dat hij gemiddeld 8 kg per uur raapte en hier zeker €0,50 en liever zelfs € 0,60 per kg voor wilde hebben.
Geen markt zonder vragers
Hoewel voor de vraagkant weinig onderzoek naar de omvang van de markt is gedaan, omdat het om hobbyvarkens en kleinschalige bosvarken projecten gaat, heb ik wel het idee dat de vraag toeneemt. Mensen vinden de Spaanse Pata Negra ham lekker. In Spanje heet die Jamón Ibérico de Bellota. Die varkens worden met bellota (=eikeltjes) afgemest en brengen ongeveer anderhalf keer meer op dan de ham van dezelfde soort varkens die ook ander voer krijgen, omdat men de smaak zo verfijnd vindt. Dit krijgt ook hier bekendheid, waardoor varkenshouders steeds vaker voor dit voer kiezen. Een interessant weetje is dat, in tegenstelling tot truffels, varkens eikels niet kunnen ruiken.
Op het platform BiomassaDHZ.nl staan in dit herfstseizoen alweer meer plaatsingen voor eikels en zijn meer contacten gelegd tussen vragers en aanbieders dan in 2014. Het is een kortdurende nichemarkt maar wel een leuke aanvulling voor de andere oogsten uit het landschap.
Zaaigoed
Een heel ander aspect van eikels om toch ook te vermelden in dit blog is de inzameling voor boomkwekers. Dit is een apart soort handel compleet met controles en certificaten. Je komt dan termen tegen als rassenlijst, opstanden en oogstdatum. De prijzen die men hier per kilo betaalt aan de rapers zijn hoger dan de tarieven voor varkensvoer. Er worden dan wel weer hogere eisen aan de kwaliteit gesteld. Daar komt dan nog € 0,75/kg eikels plus kosten per partij voor de certificaten van de Nederlandse Algemene Kwaliteitsdienst Tuinbouw (NAK Tuinbouw) bij. Als je googlet op ‘eikels rapen’ kom je krantenartikelen tegen die vooral hierover gaan. Mocht je het idee hebben dat je in de sterkst gereguleerde branche werkt, lees dan eens de brief die 24 september door NAK is verstuurd naar de betreffende stakeholders over de aanpak van deze raapactiviteiten. Nu snap ik ook die snelle vlucht van die Aziatische mevrouw die verderop langs de N224 in haar eentje aan het rapen was precies in één van die opstanden van zomereik volgens de rassenlijst.
Vanuit BiomassaDHZ.nl zijn we hier nog geen partij voor NAK Tuinbouw. In de toekomst zouden we wel kunnen faciliteren dat zichtbaar wordt waar en wanneer rapers aan het werk zijn.
Aanbod lezers van dit blog
Lezers van dit blog kunnen BiomassaDHZ.nl gratis uitproberen. Stuur een email met je naam en referentie naar dit blog naar biomassadhz@de-klik.com. Bij vraag & aanbod managen kun je dan je vraag of aanbod van biomassa plaatsen en aanvinken dat je deelnemer wilt worden. Wij sturen dan geen factuur, ook niet als het een match oplevert. Het deelnemerschap eindigt na het verlopen van de geldigheid van de plaatsing, maximaal na 2 maanden.
Het bericht Eikels: brengt het nog wat op? verscheen eerst op Groene Massa.
]]>Het bericht BOOMapp: Landschapsbeheer met de tablet verscheen eerst op Groene Massa.
]]>Landschap beheren met een tablet in de hand. Wie had dat gedacht. Is landschap niet ‘buiten zijn’, weg van de computers? Dat vinden ikzelf, de makers en de gebruikers van BOOMapp eigenlijk ook wel. Toch levert het heel wat op om met de tablet het veld in te gaan. Namelijk: duurzaam en efficiënt Beheer en Onderhoud! Op Maat. Gegevens voer je in met de betreffende boom, bosje of houtwal voor je neus. Plannen in het veld met de tablet werkt stukken beter en efficiënter dan van achter het bureau. De makers en gebruikers vertellen over het programma dat als webservice wordt aangeboden door Freijaman BV.
Een oplossing voor efficiënt beheer
Landschapselementen liggen versnipperd in het landschap: een
knotwilg, een houtwal, een poel, etc. Vaak in bezit van meerdere eigenaren. Dat maakt het een uitdaging om efficiënt te beheren, en om bijvoorbeeld de aannemer aan te sturen. Met BOOMapp gaat het een stuk makkelijker. De beheerder geeft voor elk element aan wat het streefbeeld is, en welke beheermaatregelen daarvoor nodig zijn. De aannemer kan dit online raadplegen en aangeven dat hij het werk heeft uitgevoerd!
Werken met BOOMapp
De makers van Freijaman BV komen uit de wereld van het landschapsbeheer en de Geo-ICT. Robert Ceelen vertelt: “BOOMapp is ontstaan vanuit de behoefte uit het veld en is ontwikkeld met verschillende beheerders en uitvoerders van Agrarische Natuurverenigingen, Staatsbosbeheer en Waterschap.
Het werkt met gedetailleerde geo-gerefereerde informatie over te
beheren elementen. Door het maken van selecties kunnen de gebruikers zelf planningen met bijbehorende kaarten maken voor de aansturing van werkzaamheden. Je kunt ook de natuurontwikkeling-(biodiversiteit) systematisch volgen met BOOM, door monitoring in het veld. Deze resultaten kun je terugkoppelen met het gevoerde beheer. ‘Lerend beheren’ krijgt zo vorm.” De applicatie wordt op dit moment al op verschillende plekken in het land gebruikt, onder andere door de Staatsbosbeheer, Vereniging voor het Nederlands Cultuurlandschap, de Nieuwe Hollandse Waterlinie en diverse agrarische natuurverenigingen.
Modules
De applicatie kent meerdere modules, die je optioneel kunt toevoegen. Er is een module soortenmonitoring, een module met de checklist bos- en natuurbeheer. Met BOOMapp kan aan eisen en wensen vanuit de beheerpraktijk én de regelgeving worden voldaan.
Freijaman maakt met Zilverberg advies/E-land een kosten- en opbrengsten module bij BOOMapp. Hiermee kun je de logistieke activiteiten optimaliseren. En het biedt overzicht van de biobased (rest)producten uit het landschap. Van hoeveel, wat en wanneer vrijkomt. Zo kun je beter aanbieden op de markt.
Meer weten? Neem contact op met Robert Ceelen van Freijaman BV of ondergetekende,
Op de Beheerdersdag, vrijdag 25 september 2015, kun je kennismaken met BOOMapp, en andere beheerapplicaties. Voor opgeven, klik hier.
Irma Corten, zilverberg advies
Het bericht BOOMapp: Landschapsbeheer met de tablet verscheen eerst op Groene Massa.
]]>Het bericht Bonte Bentheimers bestrijden Japanse Duizendknoop verscheen eerst op Groene Massa.
]]>
Japanse duizendknoop is een zogenaamde invasieve plantensoort: een lastig te bestrijden exoot. Vorig voorjaar vertelde Norbert Mergen van de tuin MergenMetz in Doorwerth me dat bonte bentheimer landvarkens graag duizendknoop lusten. Ik was enthousiast over het idee om ze in te zetten voor de bestrijding. Dit voorjaar bleek de gemeente ‘de koe bij de horens te hebben gevat’. André Menting van de gemeente Renkum vertelt de ervaringen tot nu toe en ik ben een kijkje gaan nemen. Het resultaat overtrof mijn verwachtingen.
Kinderboerderij, buurtproject, toerisme en biologische bestrijding en –landbouw in één. En wat een leuke beesten. De varkens zijn zo te zien wel een tijdje nodig voordat het echt weg is.
Midden in de proef
De varkens zijn per 2 april 2015 aanwezig in het gebied. We zitten nu middenin de proef vertelt André Menting. De gemeente was op zoek zijn naar een geschikte bestrijdingsmethode voor de duizendknoop. Wethouder Wendy Ruwhof kwam in aanraking met het idee op tuin MergenMetz en maakte er gelijk werk van.
Wat ging er goed?
Het enthousiasme van de buurt is erg groot en de samenwerking tussen ‘hulpboeren’, de vakmensen Norbert Mergen en de eigenaar van de varkens Sjef Meijman en gemeente gaat erg goed. Gelukkig reageerden de omwonenden zonder uitzondering erg enthousiast. Bewoners van vijftien adressen zijn inmiddels ‘hulpboer’. Zij houden de dagelijkse controle en voeren de varkens bij.
Wat ging fout?
De eerste avond ontsnapten de varkens. Blijkbaar was de omheining met schrikdraad niet sterk genoeg. De volgende dag is dat verbeterd en sinds die tijd gaat het goed.
Lievelingskost?
De lekkerste dingen staan het hoogst op het menu: eerst kastanjes en eikels, dan reuzenbereklauw en dan pas Japanse duizendknoop. Ik zag dat ook de lekkernijen van de buurt, zoals meloenschillen er erg goed ingaan. Niet teveel verwennen dus, anders komen ze niet meer toe aan de duizendknoop.
Kosten-baten?
Daar is nu nog weinig over te zeggen. De verwachting is dat het niet duurder is dan in voorgaande jaren, waar maaien en gebruik van chemische middelen is toegepast.
Komt de duizendknoop weer terug. Hoe ziet het er nu uit?
De verwachting is dat de duizendknoop niet in één seizoen weg is.
Wat mij betreft is de proef al geslaagd. Zeker als je alles bij elkaar optelt.
Irma Corten
Lees het vervolg in Renkum Nieuws 17/04/2017
Het bericht Bonte Bentheimers bestrijden Japanse Duizendknoop verscheen eerst op Groene Massa.
]]>Het bericht Tijd voor de bosbessenplukker verscheen eerst op Groene Massa.
]]>Dacht je ook bij bosbesplukker meteen aan een senior die met zeeën van tijd met een potje in de hand wat van die supergezonde besjes aan het verzamelen is. Of herinnert het je aan de verhalen van je opa en oma, die vroeger dagenlang met het gezin de bossen introkken om wat broodnodige extra inkomsten bij elkaar te plukken. Of is voor jou een bessenplukker verbonden met je buurvrouw die initiatiefnemer is voor de realisatie van een plukbos en daarnaast wildpluk excursies organiseert in de natuur. Een bosbesplukker hoeft geen mens te zijn. Het is ook een gereedschap om het plukken te versnellen.
Omdat Groene Massa gaat over functioneel landschap en de producten die daar uit komen lees je in dit blog over de waarde van de bosbes vanuit een breed perspectief en kansen voor een fraai landschap.
De bosbes
De blauwe bosbes behoort tot de groep heide-achtigen. Ze zijn voornamelijk te vinden in open bossen van de Veluwe, Brabant, Utrechtse heuvelrug en Drenthe. Je ziet ze soms in de duinen. Op de Wildplukwijzer zijn een aantal locaties aangegeven. Ze houden van zand, beetje humus of zure veenbodem. Ze verspreiden zich door wortelstokken, die enorm lang kunnen zijn en pas nieuwe planten leveren als de groeiomstandigheden goed zijn. Ze vormen een mooie groene onderlaag onder de bomen. De bessen in de supermarkt zijn voor 99% geen wilde bosbessen maar Amerikaanse blauwe bessen. Dit is wel een neefje of nichtje van de bosbes, maar geteeld bij diverse kwekerijen in Nederland.
Iedere bes groeit aan een apart steeltje dat moeilijk los laat. Bij het plukken raken de bessen iets beschadigd en er vloeit iets sap uit. Dat is de oorzaak dat je zulke ongelooflijk blauwe vingers van het plukken krijgt. Het maakt ook, dat je de bosbes niet al te lang kunt bewaren; langer dan 2 á 3 dagen kun je ze niet goed houden. De bosbessen werden daarom al heel vroeger ingemaakt en verwerkt tot sap of jam. In Barneveld werd ook bosbessenwijn geproduceerd. Kolonisten in Amerika gebruikten bosbessen ook om grijze verf te maken. Bosbessen zijn één van de vruchten met de meeste antioxidanten. Verse vruchten hebben een licht laxerende werking. Thee gemaakt van de gedroogde bladeren werkt antiseptisch en is bloedstelpend
Verdienen aan bosbessen in vroeger tijden
Aan het begin van de vorige eeuw vormde de pluk van bosbessen voor veel families nog een onmisbare bron van inkomsten. Groesbeek vormde een waar handelscentrum. De bosbessen werden van hieruit zelfs geëxporteerd naar Engeland. Vooral vrouwen en kinderen gingen er op uit en verder mannen die geen of weinig werk hadden. Scholen hadden zich aangepast en een speciale bosbessenvakantie ingevoerd voor de eerste twee weken van juli. Pas halverwege de jaren ’50 is dat afgeschaft. Al voor de Tweede Wereldoorlog was de prijs voor bosbessen zo gedaald dat er nog maar weinig animo was voor de pluk. De verdiensten wogen niet op tegen de moeite en de kosten voor vergunning of de toegangsprijzen die men moest betalen.
Huidig verdienpotentieel
Verdienen aan het product wilde bosbessen zal niet lukken in Nederland. Wildplukken is formeel niet toegestaan. Officieel is het gevonden voedsel niet het eigendom van de plukker, omdat de grond van de overheid of van een particulier is. De hobby wordt meestal oogluikend toegestaan, mits de pluk voor eigen gebruik is en de natuur geen schade ondervindt.
Het fenomeen om naar de essentie van ons voedsel te gaan en de belangstelling voor superfood maakt wildplukken in kleine hoeveelheden wel razend populair. Er is een snel groeiende groep ondernemers die wildpluk excursies aanbieden en van de oogst maaltijden bereiden. Bosbessen plukken hoort daar in de zomer ook bij. Met deze dienstverlening is wel behoorlijk geld te verdienen. Ook de ontwikkeling van plukbossen is in opkomst. Ook hier komen de verdiensten niet primair van de geoogste vruchten zelf, maar levert de sociale – en gezondheidscomponent waarde op (of besparing op een ander terrein). Het biedt mensen een nieuwe mogelijkheid om elkaar te ontmoeten. Voor mensen met een smalle beurs geeft het de mogelijkheid om gratis aan gezond voedsel te komen. Ook die senior die ik in het begin noemde speelt hierbij een rol. Het gaat niet alleen om gezond voedsel, maar het is ook goed om ouderen uit te blijven dagen in beweging te blijven voor hun eigen gezondheid. Gemeentes en landschapsbeheerders zouden hier veel meer ruimte voor beschikbaar moeten stellen.
Gereedschap
In Scandinavië, Oost Europa en in een enkel gebied in Duitsland zijn nog wel professionele plukkers te vinden. Om de pluksnelheid te verhogen maken ze gebruik van bosbesplukkers als gereedschap. Om de pluk te mechaniseren hadden men in Duitsland een gereedschap ontwikkeld uit een soort kam van metalen pennen die 3-4 mm van elkaar zitten met een blik er aan vast om de bessen op te vangen.
Op de foto is een moderne versie hiervan te zien, zoals die nu te koop is bij bol.com. Door die metalen pennen worden de bosbesplanten snel beschadigd. De kans is groot dat er volgend jaar dan geen bessen meer aanzitten. In veel gebieden in Duitsland is daarom het gebruik van dit gereedschap expliciet verboden. Zelf heb ik in Zweden een mildere variant van dit gereedschap gekocht, namelijk een plastic exemplaar. Zo’n ‘bärplockare’ is daar in de veel landwinkels te koop. Bij het plukken van de bosbessen met die Zweedse ‘bärplockare’ komen wel een paar blaadjes mee, maar de schade aan de planten is nihil. Bijkomend voordeel is dat je minder blauwe vingers oploopt. Ook kun je makkelijker reiken, zodat je je voeten gunstiger kunt plaatsen en je minder planten plet.
Perspectief
Mijn advies zou zijn om in Nederland op veel meer plaatsen in het landschap gunstige omstandigheden voor bosbessengroei te creëren. Het biedt een fraaie groene onderbeplanting onder bomen waarvan het tak en tophout kan worden geoogst. Graag denk ik mee met de combinatie van verdienmodellen. Laten we voor de bekendheid van het bosbessenplukken in het wild hier die Zweedse ‘bärplockare’ importeren en dat gereedschap met die stalen pennen in de handel verbieden.
Het bericht Tijd voor de bosbessenplukker verscheen eerst op Groene Massa.
]]>Het bericht Gras + Gras is veel meer dan 2 verscheen eerst op Groene Massa.
]]>Als er droog weer voorspeld is zie en hoor je overal de grasmaaiers. Maar wat we allemaal gras noemen zijn lang niet allemaal grassprietjes. Afhankelijk van waar het groeit kan hetzelfde gras- en bloemenmengel volgens de regelgeving een andere status hebben. En dan bepalen ook nog eens de maaitechniek en opslag wat je zoal kunt doen met gras. Men wil vaker gras als grondstof gebruiken en hoopt op extra inkomsten uit gras. Dit is terug te zien aan het toenemend aantal symposia dat speciaal over de benutting van gras wordt georganiseerd. In deze blog vast twee heel uiteenlopende toepassingen van gras en belemmeringen erbij om te laten zien hoe divers betrokken organisaties kunnen zijn.
Prik voor het rundvee
Als je geen rundveeboer bent zegt de combinatie van gras en prik je waarschijnlijk niet zo veel. Afgaande op de dansende koeientaferelen in het voorjaar, als de dieren weer de wei in gaan, zou je verwachten dat het voor het welzijn van koeien het beste is als ze buiten kunnen grazen. Een boer die de gezondheid van zijn koeien voorop stelt zal je vertellen dat ook ‘prik’ nodig is om de pens van de koe optimaal te laten functioneren. Prik zijn de wat hardere houtachtige delen die structuur geven bij veevoer. In de mooie groene weilanden en het cultuurgras zit dit materiaal niet. In natuurgras, gras uit natuurgebieden, zit dit structuurmateriaal meestal wel. Veel boeren willen graag natuurgras bijvoeren aan hun koeien. Helaas wordt dit belemmerd door de regelgeving. Een natuurbeheerder mag het natuurgras niet als veevoer leveren.
Bouwen met gras
Van gras kun je ook bouwmateriaal maken. Een extra voordeel van het verwerken van plantaardig materiaal in een bouwwerk is het vastleggen van de opgenomen CO2 voor meerdere jaren. Dat is gunstig voor klimaatverandering.
De bedrijven die dit materiaal willen verwerken kijken vooral naar bermgras en maaisel van slootkanten. Dit gras valt nu nog onder de afvalregelgeving en brengt behoorlijke kosten met zich mee om het af te (laten) voeren. De besparing die ‘niet afvoeren’ oplevert wordt vaak meegerekend in de businesscase. Hierdoor kan een product worden gefabriceerd dat qua kostprijs in de buurt van bestaande alternatieven komt.
Lastig is dat de kwaliteit van bermgras zo divers is. De tendens bij wegbeheerders is om de bermen te verschralen zodat er meer verschillende plantensoorten gaan groeien. Door die diversiteit ontstaat een dichtere wortelstructuur, waardoor zowel in natte als in droge tijden de stevigheid en daarmee de veiligheid van de berm worden geoptimaliseerd. Die diversiteit levert extra landschappelijke waarde en is positief voor de biodiversiteit. De samenstelling van het maaisel kan echter lastiger zijn om te verwerken.
Hoop dat je na het lezen van bovenstaande voorbeelden met een andere blik naar gras gaat kijken. Besef je dat gras en gras niet twee is maar mischien wel als apart werkveld moet worden benoemd en zowel interessant is voor boeren, bouwers, ecologen en beleidsmakers.
Het bericht Gras + Gras is veel meer dan 2 verscheen eerst op Groene Massa.
]]>Het bericht Een passende houtsnipper verscheen eerst op Groene Massa.
]]>Meer hierover in deze blog en een pleidooi om de eenvoudige officiële normen minder geheimzinnig en meer toegankelijk te maken.
Eigenschappen van houtsnippers
Om afspraken te maken en te vergemakkelijken over de eigenschappen van houtsnippers tussen de producenten, leveranciers en gebruikers zijn normen ontwikkeld: op nationaal, europees en ook op lokaal niveau. Zo wordt de handel gestimuleerd.
De klant wil immers probleemloos stoken, zonder storingen en met een lange levensduur van de installatie en de installatieonderdelen, een lage emissie en een efficiënte omzetting van de brandstof hout in warmte. En de leverancier wil een goed product leveren.
Een goede ontwerper of verkoper van een houtverwarmingsketel adviseert de koper en definieert met de koper de eisen van de ketel ten aanzien van de brandstof. En omgekeerd, als de brandstof al bekend is, adviseert deze de beste ketel bij de beschikbare brandstof. Met de koop van de ketel bepaalt de aspirant houtstoker
immers zijn keuzemogelijkheden aan brandstof, bijvoorbeeld de snippergrootte, vers vochtig hout of juist gedroogd hout.
De belangrijkste eigenschappen van houtsnippers om op te letten zijn:
En economisch gezien natuurlijk: de kostprijs van het hout in relatie tot de energiewaarde.
Agrarisch natuurvereniging ’t Onderholt kent de ketel van de snipperklant
Agrarische natuurvereniging ’t Onderholt is leverancier van hout. Ze levert houtsnippers die vrijkomen bij het landschapsonderhoud aan een aantal houtverwarmingsketels in de buurt. Ze hebben hun normen voor de manier van werken en zorgen er zo voor dat de snippers aan de eisen van de ketels van hun klanten voldoen. De basis is goed uitgangsmateriaal: voldoende dik hout en niet alleen de dunne twijgjes , dus alles onder een takdikte van 15 cm wordt meegenomen in de versnipperaar. Het dikkere deel van de stam en de takken wordt voor andere toepassingen gebruikt, zoals zaaghout en haardblokken . Wilfried Berendsen van ’t Onderholt kent de eisen van de klanten aan de snippers. Hetzelfde geldt voor de kwaliteit van het werk dat de lokale aannemer met de chipper levert. Met netjes werken wordt verontreiniging zoals zand vermeden. En, met een goed afgestelde machine en scherpe messen voldoet de grootteverdeling van de deeltjes aan de eisen. De meeste ketels van zijn klanten kunnen grovere snippers verwerken. Eén heeft kleinere snippers G30 nodig. Voor die klant gebruikt de aannemer een zeef in de versnipperaar. Die filtert de grote delen, waarna ze nogmaals door de verkleiner gaan. Nadeel is dan een grotere fractie aan fijne deeltjes.
De klant droogt de snippers zelf tot de juiste vochtigheid door ze hoog op te stapelen, en eventueel af te dekken met bietendoek. Omdat de grotere snippers betere droogeigenschappen hebben, drogen ze beter.
Een passende snipper is goed geregeld. Immers klant, aannemer en leverancier kennen elkaar, en kunnen op elkaar vertrouwen.
Bio Energie Op Maat werkt samen met leveranciers van houtsnippers
Leverancier van houtverwarmingsketels Ben Schoormans van Bio Energie Op Maat heeft in de loop der jaren een netwerk opgebouwd van brandstofleveranciers die passende houtsnippers leveren, want hij wil dat zijn klanten zorgeloos stoken.
Uit ervaring weet hij het belang van passende houtsnippers. 95 % van de storingen zijn brandstof gerelateerd. Voor passende snippers verzekert Bio Energie Op Maat zich ervan dat de snipperleverancier zich aan de volgende 3 punten houdt:
1. Let goed op bij het innemen van het hout.
Dit is van voldoende basiskwaliteit.
2. Zeeft op boven – en ondermaat.
Op bovenmaat voor het verwijderen van de grote stukken die mogelijk voor storing in de aanvoer kunnen zorgen. Op ondermaat voor het verwijderen van de fijne- of stofdeeltjes voor o.a. een goede verbranding met weinig emissie.
3. Heeft een goed droog- en handelingsproces.
De HDG ketels van Bio Energie Op Maat doen het goed op de wat grotere G50 snippers, dat is gunstig want die snippers drogen beter.
De specificaties die de fabrikant van de houtverwarmingsketel aan de brandstof stelt zijn gebaseerd op officiële normen. Daar probeer je op een zo eenvoudig mogelijke manier zo goed mogelijk aan te voldoen.
Officiële normen voor de kwaliteit en eigenschappen van houtsnippers
Nationaal en europees ontwikkelde normen zijn de Ö-norm 7133
uit Oostenrijk en de op Europese norm de EN 14961-4. Deze worden het meest gebruikt. Sinds 2014 is er een nieuwe norm: de DIN EN ISO 17225-4 gebaseerd op de eerdere twee normen. In het Duits of Engels te bestellen voor 70 respectievelijk 90 euro.
Hoe test je als klant of leverancier dat de houtsnipper aan de officiële norm voldoet?
Om zeker te weten dat houtsnippers aan de normen voldoen moet
je gaan meten. Uit ervaring weet ik dat, dat zo eenvoudig niet gaat. Voordat je het weet ben je een paar honderd euro aan normen én een illusie armer. Die norm koop je onder licentie. Wil iemand anders hem ook gebruiken of inzien moet die hem eerst zelf kopen. Ik wilde bijvoorbeeld op officiële wijze de vochtigheid meten en kocht de NEN norm voor € 34,50. Blijkt het gewoon de ovendroog methode te zijn die in alle schoolboeken staat. Voor het nemen van een steekproef staat een verwijzing naar een volgende norm: € 41,-. Net als in teksten van wetten en regelingen. Alleen staan die gewoon online. Andere normen die ook op een eenvoudige manier voldoende nauwkeurig te meten zijn zoals bulkdichtheid, worden alleen beschreven met meetmethoden waarvoor speciale instrumenten nodig zijn. Niet echt bruikbaar voor de kleinere en middelgrote bedrijven. Je weet niet waar het eindigt met de verwijzingen. Voordat je weet ben je een normjunk. Ik ben gelukkig voortijdig gestopt, want ik moest zuinig zijn met het projectbudget.
Een andere manier dan zelf meten, is een keurmerk voor leveranciers dat ze houtsnippers leveren die aan de eisen voldoen. Dat bestaat in het Verenigd Koninkrijk: Woodsure. Ik heb er de vraag neergelegd of we in Nederland ook mee kunnen doen.
Pleidooi: maak eenvoudige officiële normen minder geheimzinnig en toegankelijker.
De normen zijn ontwikkeld om de handel te stimuleren, een hulpmiddel voor het afstemmen van vraag en aanbod. Ik begon te beseffen dat de normen een ander doel dienden, namelijk de bevordering van de handel in normen. In de lokale en regionale handel worden ze niet echt gebruikt. Daar vindt men z’n eigen weg, met eigen in de praktijk ontwikkelde standaards. Ook goed!
Maar wel jammer want de officiële normen zijn gemaakt, er is veel energie in gestopt onder andere door de overheid. Waarom zo ontoegankelijk voor de geïnteresseerde consument en de kleinere en middelgrote handel? Dat is niet in het belang van stoken op lokaal hout, en de lokale of regionale kringloop. De DIN EN ISO 17225-4 koop ik voorlopig maar niet, wellicht kan iemand anders mij vertellen of deze praktisch is.
Irma Corten
Het bericht Een passende houtsnipper verscheen eerst op Groene Massa.
]]>Het bericht Groene Massa verscheen eerst op Groene Massa.
]]>Martine Groenewegen De Klik en Irma Corten E-land / Zilverberg advies
Het bericht Groene Massa verscheen eerst op Groene Massa.
]]>